Skip naar content

Doel 10

Stikstofuitstoot /-depositie verminderen

De uitstoot van stikstof moet met 50% gedaald zijn en 74% van het areaal van stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden moet onder de kritische depositiewaarde in 2030.

© Jelger Herder
Jelger Herder

De negatieve effecten van te veel stikstof op biodiversiteit stapelen zich op. Stikstofuitstoot verminderen aan de bron is daarom de enige structurele oplossing. Stikstofdepositie zal moeten worden teruggebracht naar een acceptabel niveau. Om dat niveau te bepalen is onderzoek gedaan dat zich vooral richt op de stikstofgevoelige habitattypen in de Natura 2000-gebieden. Daarvoor zijn kritische depositiewaarden (KDW’s) opgesteld, waar de depositie onder moet blijven om de kans op natuurherstel zo groot mogelijk te maken.

Eerdere maatregelen om stikstof af te voeren en verzuring te verhelpen kunnen als aanvullende maatregel worden benut, maar bieden slechts beperkte oplossing voor het probleem.

Over stikstof

show-answer

Stikstof (N2) is een kleur- en reukloos gas. De lucht om ons heen bestaat voor 79% hieruit. Stikstof op zich is niet schadelijk voor mens en milieu. Echter, wanneer men spreekt over het stikstofprobleem bedoelt men de chemische verbindingen van stikstof in de lucht die wel schadelijk kunnen zijn voor mens en milieu: stikstofoxiden (NO en NO2) en ammoniak (NH3). Deze stikstofverbindingen zijn verantwoordelijk voor de ‘stikstofcrisis’. 

Van nature is beschikbare stikstof schaars: een klein deel ontstaat bij elektrische ontladingen tijdens onweer en sommige planten zoals klaver kunnen met bacteriën N2 uit de lucht omzetten in eiwitten. De meeste planten en dieren zijn dan ook gewend om te leven met weinig stikstof.

Met de uitvinding van kunstmest en het gebruik van eiwitrijke veevoeders in de veehouderij is er aan beschikbare stikstof voor de landbouw geen gebrek meer vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw. Dit maakte de enorme groei van de veestapel tussen 1950 en 2000 mogelijk.

Gebrek aan stikstof sloeg om naar een zwaar overschot. Vooral in de melkveehouderij komt via mest en urine veel stikstof vrij, die als ammoniak vervluchtigt. De inschatting van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu is dat 62% van de nationale stikstofuitstoot (ammoniak) die neerslaat op strikt beschermde natuur komt van veehouderijen. 

Stikstofoxiden komen vooral vrij bij het verbranden van fossiele brandstoffen. Uitstoot is vooral door scheepvaart, industrie, landbouw en wegverkeer. Via de lucht komt dit vervolgens als fijnstof of met regen in natuurgebieden terecht: de zogeheten stikstofdepositie. De depositie wordt verder voor een belangrijk deel veroorzaakt door het neerslaan van ammoniak uit de landbouw op de bodem. 

De stikstofdepositie was in 1950 als gevolg van de toenemende toepassing van kunstmest al meer dan twee keer zo hoog in vergelijking met 1900. Tussen 1950 en 1990 volgde bijna een verdrievoudiging. Pas na 1990 zette door allerlei maatregelen een daling in van zo’n 40%, vooral door mestinjectie in de grond, aangepaste stalsystemen en minder eiwitrijk veevoer. De laatste tien jaar is de depositie niet verder afgenomen, maar ongeveer gelijk gebleven. De huidige stikstofdepositie is daarmee ruim vier keer zo hoog vergeleken met 1900.

 

show-answer

Stikstof is toch een voedingsstof voor planten? Dat klopt, maar slechts weinig plantensoorten kunnen bij veel stikstof goed gedijen. Deze enkele soorten overwoekeren andere plantensoorten in hoog tempo. Een goed voorbeeld hiervan is de heide die overwoekerd wordt door grassen.

Bovendien leidt te veel stikstof tot verzuring van de bodem, door omzetting van ammoniak in ammonium. Belangrijke voedingsstoffen als kalium, calcium en magnesium spoelen door verzuring weg. Het gevolg is dat steeds meer plantensoorten verdwijnen. Nuttige schimmels in de bodem nemen in aantal en diversiteit af, waardoor de vitaliteit van bomen afneemt. Ook de chemische samenstelling van planten verandert, met grote gevolgen voor planteneters.

Dit alles zorgt voor een afname van dieren (onder andere insecten) die afhankelijk zijn van stikstofgevoelige planten en een goede balans tussen stikstof en andere voedingsstoffen. In het water zorgt toename van stikstof bijvoorbeeld voor een overgroei van kroos en algen, wat nadelig is voor andere waterplanten, macrofauna en vissen.

Er moet niet alleen gekeken worden naar de actuele uitstoot en depositie. De langjarige stikstofuitstoot door landbouw, industrie en verkeer heeft zich opgehoopt in de natuur. Met name heide, veengebieden en duinen zijn heel gevoelig voor een overmaat aan stikstof. Een belangrijk feit is dat deze ophoping van stikstof in de natuur niet snel verdwijnt. Na de gewenste vermindering van de stikstofuitstoot zullen de positieve effecten pas na lange tijd merkbaar worden. 

In het WNF-rapport uit 2021 wordt de stikstofproblematiek in Nederland duidelijk uitgelegd.

show-answer

Vermindering uitstoot stikstofdioxiden

De uitstoot van stikstofoxiden (NOx) is met 72% afgenomen tussen 1990 en 2021: van 629 kiloton naar 178 kiloton (kt). Dit is vooral het gevolg van het stellen van emissie-eisen aan personenauto's en vrachtverkeer middels de Euronormen, genomen maatregelen zoals de toepassing van Selectieve katalytische reductie (Selective Catalytic Reduction of SCR) in de industrie, bij raffinaderijen en in de energiesector. Ook een betere woningisolatie, een grotere inzet van hoogrendementsketels in woningen en bedrijfsgebouwen en een lagere steenkoolinzet in de energiesector heeft effect op de uitstoot van stikstofoxiden.

Op de website van CLO wordt uitgebreider ingegaan op verontreinigende emissies.

Vermindering uitstoot ammoniak
De uitstoot van ammoniak (NH3) is met 65% afgenomen tussen 1990 en 2021: van 345 kt naar 122 kt. Tussen 2014 en 2021 is de uitstoot niet verder afgenomen. De afname tijdens de periode 1990-2013 is het gevolg van krimp van de veestapel, eiwitarm voer, emissiearme stallen, afdekken van mestopslagen en emissiearm bemesten.

De grootste winst in de toekomst om stikstof verder omlaag te brengen moet toch vooral gezocht worden in de verdere inkrimping van de veestapel, ook al kunnen de andere technische vernieuwingen een bijdrage leveren.

Ammoniakemissie door de land- en tuinbouw in periode 1990-2021 staat omschreven op de website van CLO.

Vermindering stikstofdepositie
De vermindering van de stikstofdepositie begint aan de bron: de uitstoot van stikstof moet teruggebracht worden. 

Hierbij past nog wel een kanttekening: de stikstofdepositie in Nederland komt deels uit het buitenland (circa 35%), maar anderzijds komt vier tot vijf maal deze hoeveelheid stikstof vanuit Nederland als depositie in het buitenland terecht.

Over de herkomst van stikstofdepositie is meer te lezen op de website van CLO.

 

Hoe kun je stikstofuitstoot en stikstofdepositie meten?

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) meet verschillende stikstofcomponenten (ammoniak en stikstofoxiden) in Nederland. Deze metingen worden gecombineerd met rekenmodellen om de stikstofuitstoot ruimtelijk in beeld te brengen. 

Stikstofuitstoot
De uitstootgegevens voor grootschalige luchtverontreiniging zijn gepresenteerd volgens de sectorindeling conform de Nationale Emissieplafonds (NEC)-richtlijn

Voor de stationaire bronnen komt een deel van de uitstootgegevens uit de individuele milieujaarverslagen van bedrijven. Het overige deel wordt (bij)geschat op basis van statistische gegevens uit onder andere de energie- en productiestatistieken van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Voor een uitgebreide beschrijving van de berekeningsmethoden verwijzen we naar de methodebeschrijvingen op de website van de Emissieregistratie.

Stikstofdepositie
Meetinstrumenten bepalen hoeveel er van een bepaalde stof in de lucht, het water of de bodem zit. Het RIVM heeft over heel Nederland verspreid meetnetten ingericht. In het Meetnet Ammoniak Natuurgebieden (MAN) wordt gebruik gemaakt van speciale buisjes die ammoniak filteren. In het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) wordt op bijna 100 meetstations verspreid over Nederland de luchtkwaliteit gemeten. De droge depositie van ammoniak (NH3) meet het RIVM met een COnditional Time Averaged Gradient (COTAG)-mast in vijf Natura 2000-gebieden. 

Burgers kunnen ook zelf metingen uitvoeren, met eenvoudigere apparatuur. De belangrijkste stoffen die je zelf kunt meten zijn fijnstof, stikstofdioxide (NO2) en ammoniak (NH3). Deze metingen worden op dit moment nog niet gebruikt binnen de reguliere monitoring van het RIVM.

Over de verschillende meetinstrumenten en meetnemen van RIVM lees je hier meer.

Dit laten we zien in de volgende indicatoren

Indicator 10a: Vermindering stikstofuitstoot
Indicator 10b: Brengt de trend van de stikstofdepositie in beeld, zowel in de tijd als in de ruimte
Indicator 10c: Geeft het aandeel weer van de stikstofgevoelige natuur in Natura 2000-gebieden onder de kritische depositiewaarde

 

Indicator 10a: Vermindering stikstofuitstoot

De indicator brengt in beeld hoeveel stikstof wordt uitgestoten in de vorm van stikstofoxiden en ammoniak. De totale hoeveelheden per jaar staan weergegeven.

De doelstelling voor 2030

Stikstofuitstoot is met 50% afgenomen in 2030 ten opzichte van de situatie in 2019.

De uitstoot van de verzurende stoffen ammoniak (NH3) en stikstofoxiden (NOx) is sterk afgenomen in de periode 1990-2000; ammoniak van 344 naar 173 kiloton en stikstofoxiden van 628 naar 454 kiloton. 

Tussen 2000 en 2019 daalde de NOx-emissie in hetzelfde tempo als de voorgaande periode. Ammoniak daalde veel minder sterk in die periode. Sinds 2019 is de NOx-emissie in drie jaar tijd met 11,7% gedaald wat grotendeels op koers ligt met het doel van 50% reductie in 2030. Sinds 2019 is de ammoniakuitstoot in drie jaar tijd nauwelijks gedaald (3,8%). Er ligt dus nog een flinke opgave om de doelstelling tot 2030 te realiseren. 

Het stoplicht staat op oranje. 50% afname van uitstoot stikstofoxiden ligt een heel eind op koers, maar de ammoniakuitstoot neemt nauwelijks meer af, zodat de 50% afname buiten het bereik ligt in 2030.

Indicator 10b: Vermindering stikstofdepositie in tijd en ruimte

Deze indicator brengt de stikstofdepositie zowel in de tijd als in de ruimtelijke verspreiding binnen Nederland in beeld. De indicator geeft aan of de hoeveelheid stikstof daadwerkelijk afneemt in de tijd en hoe deze verdeeld is over Nederland.

De doelstelling voor 2030

Aan stikstofdepositie is geen algemene landelijke doelstelling gekoppeld. Het zal de resultante zijn van de doelen voor reductie in stikstofuitstoot met 50% in 2030 ten opzichte van de situatie in 2019 (indicator 10a) en het onder de kritische depositiewaarde brengen in Natura 2000-gebieden (indicator 10c). De stoplichtkleur van indicator 10b is bepaald op basis van indicator 10c.

De depositie van stikstof bedroeg in 2020 gemiddeld over Nederland 1490 mol stikstof per hectare (mol N/ha). Sinds 1990 is de stikstofdepositie met circa 45% afgenomen. Vanaf 2010 is deze daling gestagneerd omdat met name de ammoniakdepositie licht is toegenomen. Dit is vooral toe te schrijven aan de hogere ammoniakuitstoot tussen 2013 en 2017 door uitbreiding van de melkveestapel als gevolg van de afschaffing van het melkquotum.

De daling in de depositie van stikstofoxiden is wel verder doorgezet. De totale stikstofdepositie vanaf 2010 is daarmee vrijwel constant gebleven.

asset_image

Het pakket bronmaatregelen, zoals gepresenteerd op 24 april 2020 als onderdeel van de structurele aanpak van de stikstofproblematiek, is gericht op het behalen van de wettelijke omgevingswaarden voor 2030. Deze omgevingswaarden zijn in de huidige Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) vastgelegd. Daarvoor is in 2030 een binnenlandse reductie van stikstofdepositie nodig van gemiddeld 255 mol N/ha/jaar op de stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden ten opzichte van 2018.

 

asset_image

Boven: Geografische verdeling van de stikstofdepositie in stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden in Nederland voor 2021 (gerekend met gemiddelde weersomstandigheden). 

De bijdrage aan de gemiddelde berekende stikstofdepositie in Nederland van alle Nederlandse bronnen samen is 71%. Daarnaast komt 29% van de stikstofdepositie uit emissiebronnen in het buitenland (import). De stikstofdepositie in Nederland is met 50% voor het grootste deel afkomstig van de Nederlandse landbouw. Andere binnenlandse bijdragen zijn wegverkeer (6%) en huishoudens/diensten/bouw (7%). Als alleen de binnenlandse bronnen in beschouwing worden genomen dan is de bijdrage van de landbouw 70%.  

Meer informatie over de herkomst van de stikstofdepositie is te lezen op de website van het CLO.

Indicator 10c: Stikstofdepositie van stikstofgevoelige natuur in Natura 2000-gebieden onder de kritische depositiewaarde

Bepaalde habitattypen in Natura 2000-gebieden zijn het meest gevoelig voor stikstofdepositie. Het uitgangspunt is om de depositie dusdanig te verlagen dat die habitats kunnen herstellen of in gunstige staat van instandhouding blijven.

De doelstelling voor 2030

Voor 74% van het areaal stikstofgevoelige habitattypes en leefgebieden van de Natura 2000-gebieden is de stikstofdepositie onder de kritische depositiewaarde (KDW) in 2035. Voor 2030 dient dat onder de 50% te zijn. 

Ontwikkelingen van de stikstofdepositie hebben effect op het oppervlak stikstofgevoelige natuur en ook op de mate van overschrijding van de KDW. Over de periode 2005-2020 is het percentage stikstofgevoelige natuur dat zich onder de KDW bevindt toegenomen. Deze toename heeft voornamelijk plaatsgevonden tot 2010 en is daarna gestagneerd. Dit komt overeen met de stagnerende daling in depositie.

Dit percentage fluctueert van jaar tot jaar doordat de omstandigheden fluctueren. Denk aan wisselende weersomstandigheden en fluctuaties in emissies. Uit een recent rapport is verder gebleken dat de KDW voor veel habitattypen strenger moeten worden bijgesteld, omdat de ecologische impact groter is dan eerder verwacht. 

 

asset_image

Boven: Geografisch beeld van de overschrijding van de kritische depositiewaarde (KDW) in Natura 2000-gebieden in Nederland (achtergrondkaart 2021, berekend met gemiddelde weersinvloeden).

Het wettelijke doel voor 2030 is dat de stikstofdepositie op 50% van het oppervlak stikstofgevoelige habitattypes en leefgebieden van de Natura 2000-gebieden onder de KDW blijft. De prognose voor 2030 is 29% tot 31%. Dit geldt zowel voor de prognoses op basis van het vastgestelde als voor het vastgestelde en voorgenomen beleid dat op 1 mei 2022 concreet was uitgewerkt. De bandbreedte van de prognoses ligt in zijn geheel onder het doel voor 2030. We stellen daarom dat het doel voor 2030 buiten bereik ligt. 

Het wettelijke doel voor 2035 is dat de stikstofdepositie op 74% van het oppervlak stikstofgevoelige habitattypes en leefgebieden van de Natura 2000-gebieden onder de KDW blijft. De prognose voor 2035 is 31%. Dit geldt zowel voor de prognoses op basis van het vastgestelde als voor het vastgestelde en voorgenomen beleid dat op 1 mei 2022 concreet was uitgewerkt. De prognoses voor 2035 zijn op basis van indicatieve cijfers. De prognose ligt ver onder het doel voor 2035. We stellen daarom dat dit doel buiten bereik ligt. 

Het RIVM onderzoekt elk jaar hoe de neerslag van stikstof zich ontwikkelt, of de stikstofdoelen haalbaar zijn en of ze zijn gehaald. Lees hier het rapport van 2023.

Op 28 februari 2024 is het eerste syntheserapport Monitoring en Evaluatie van het programma Stikstofreductie en Natuurverbetering verschenen. In dit rapport wordt geconstateerd dat de stikstof- en natuurmaatregelen die het kabinet-Rutte IV sinds 2021 heeft ingezet, positief bijdragen aan de toekomstige kwaliteit van de natuur. Verder daalt naar verwachting de gemiddelde overschrijding van de kritische depositiewaarden met een derde tot 2030, maar liggen de wettelijke stikstofdoelen ver buiten bereik.

Het stoplicht staat op oranje (lichte verbetering). Maatregelen dienen dus (flink) bijgesteld te worden in een nieuw regeerakkoord om de voorgenomen doelen in 2025 (40% onder KDW), 2030 (50% onder KDW) en 2035 (74% onder KDW) wél te kunnen halen. Het recente regeerakkoord (mei 2024) wijst eerder op het verruimen dan op het inperken van regels voor bijvoorbeeld het uitrijden van mest (Hoofdlijnenakkoord 2024-2028 van PVV, VVD, NSC en BBB).

Hoe het nieuwe kabinet dit binnen de vastgestelde doelen in de EU-biodiversiteitsstrategie wil bereiken zal in een verdere uitwerking van het regeerakkoord tot uitdrukking moeten komen. Daarnaast heeft de Europese Commissie Nederland al diverse keren te kennen gegeven dat er nu geen uitstel meer komt voor de derogatie mestwetgeving in Nederland.

Maatregelen

Wat kunnen overheden, natuurorganisaties en bedrijven doen om het de uitstoot en depositie van stikstof te verminderen?

Overheden

Overheden

Overheden kunnen beleid formuleren om de uitstoot van stikstof te verminderen. Dit geldt voor alle sectoren, dus industrie, energie en raffinaderijen, verkeer, consumenten, bouw en landbouw. Met onder meer de aanpak piekbelasters in de omgeving van beschermde natuurgebieden volgt het demissionaire kabinet het advies van de heer Remkes op. Deze aanpak op korte termijn is ook noodzakelijk om de agrariërs die hun bedrijf willen voortzetten op de lange termijn ontwikkelruimte te bieden in hun transitie naar kringlooplandbouw.

Maar het demissionaire kabinet wil ook een langjarige duurzame toekomst voor de agrarische sector borgen: een toekomstbestendige positie van de landbouw als strategisch belangrijke economische sector, koploper op innovatie, producent van duurzaam voedsel en een vitaal platteland.

Tegelijkertijd speelt de landbouw een belangrijke rol in het realiseren van de doelen op gebied van natuur, water, bodem en klimaat. Middels het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) werken de provincies aan de gebiedsgerichte transitie om de natuur-, water- en klimaatdoelen te realiseren.

Natuurorganisaties

Natuurorganisaties

Natuurorganisaties kunnen geen wezenlijke bijdrage leveren aan vermindering van de stikstofuitstoot maar kunnen middels uitvoeringsmaatregelen in natuurterreinen wel de effecten van stikstofdepositie verzachten.

Zo wordt bijvoorbeeld geprobeerd om vergrassing van heide tegen te gaan door te plaggen, te maaien of de heide te laten begrazen. De effectiviteit hiervan loopt echter tegen z’n grenzen aan en heeft via het intensieve beheer en de afvoer van mineralen ook ernstige negatieve effecten op soorten en ecosystemen. 

Bedrijven

Bedrijven

Landbouwbedrijven, met name de piekbelasters, staan voor de keuze om of te stoppen met hun bedrijfsvoering, of zich aan te passen aan de maximaal toelaatbare stikstofuitstoot om een omgevingsvergunning natuur (Omgevingswet) te krijgen of te behouden (voorheen natuurvergunning onder de Wet Natuurbescherming). Landbouwbedrijven in de buurt van Natura 2000-gebieden, vooral grote melkveebedrijven, moeten op korte termijn hun stikstofuitstoot grotendeels of helemaal terugbrengen onder de kritische depositiewaarde. Boeren in de buurt van beschermde gebieden (in totaal 3000 bedrijven) hebben een eenmalig aanbod gekregen om vrijwillig te stoppen of hun bedrijfsvoering te veranderen. 

Vanuit de landbouwsector komen ook uit eigen beweging initiatieven om een transitie ingang te zetten en doelen te bereiken. Zie bijvoorbeeld het Groenboerenplan, waarin middels tien aanbevelingen de stikstof flink omlaag gebracht kan worden in de landbouw en tegelijkertijd andere drukfactoren verminderd.

Ook voor piekbelasters in de industriële sector geldt dat het versneld terugdringen van stikstofdepositie en verduurzaming noodzakelijk is. Deze aanpak wordt apart vormgegeven om goed aan te sluiten op het bestaand beleid en de kenmerken van de sector. Met de circa vijftig grootste piekbelasters uit de industrie wordt ingezet op het aanscherpen van vergunningen en versnelde verduurzaming. Ook hiervoor moeten in 2024 afspraken gemaakt zijn die leiden tot een flinke stikstofreductie. In 2024 zal bij de aanpak van industriële piekbelasters de focus liggen op de zeven bedrijven die binnen 25 kilometer de meeste stikstofneerslag veroorzaken op Natura 2000-gebieden.

Om het gehele landelijke gebied en Natuur Netwerk Nederland te ontlasten van teveel stikstof zou een bredere extensivering in de landbouw (met name vermindering veestapel) nodig zijn om de basiskwaliteit natuur (zie Doel 1) overal te bereiken.