De negatieve effecten van te veel stikstof op biodiversiteit stapelen zich op. Stikstofuitstoot verminderen aan de bron is daarom de enige structurele oplossing. Stikstofdepositie zal moeten worden teruggebracht naar een acceptabel niveau. Om dat niveau te bepalen is onderzoek gedaan dat zich vooral richt op de stikstofgevoelige habitattypen in de Natura 2000-gebieden. Daarvoor zijn kritische depositiewaarden (KDW’s) opgesteld, waar de depositie onder moet blijven om de kans op natuurherstel zo groot mogelijk te maken.
Maatregelen om stikstof af te voeren en verzuring te verhelpen kunnen als aanvullende maatregelen worden benut, maar bieden slechts een beperkte oplossing voor het probleem wanneer de huidige aanvoer van stikstof niet wordt verminderd.
Over stikstof
Stikstof (N2) is een kleur- en reukloos gas. De lucht om ons heen bestaat hier voor 79% uit. Stikstof op zich is niet schadelijk voor mens en milieu. Echter, wanneer men spreekt over het stikstofprobleem bedoelt men de chemische verbindingen van stikstof in de lucht die wel schadelijk kunnen zijn voor mens en milieu: stikstofoxiden (NO en NO2) en ammoniak (NH3). Deze stikstofverbindingen zijn verantwoordelijk voor de ‘stikstofcrisis’.
Van nature is beschikbare stikstof schaars; een klein deel ontstaat bij elektrische ontladingen tijdens onweer, en sommige planten zoals klaver kunnen met bacteriën stikstof uit de lucht omzetten in eiwitten. De meeste planten en dieren zijn dan ook gewend om te leven met weinig stikstof.
Met de uitvinding van kunstmest en het gebruik van eiwitrijke veevoeders in de veehouderij is er vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw geen gebrek meer aan beschikbare stikstof voor de landbouw. Dit maakte de enorme groei van de veestapel tussen 1950 en 2000 mogelijk.
Gebrek aan stikstof sloeg om naar een zwaar overschot. Vooral in de melkveehouderij komt via mest en urine veel stikstof vrij, die als ammoniak vervluchtigt. De inschatting van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is dat 62% van de nationale stikstofuitstoot (ammoniak) die neerslaat op strikt beschermde natuur van veehouderijen afkomstig is.
Stikstofoxiden komen vooral vrij bij het verbranden van fossiele brandstoffen. Uitstoot is voornamelijk door scheepvaart, industrie, landbouw en wegverkeer. Via de lucht komt dit vervolgens als fijnstof of met regen in natuurgebieden terecht: de zogeheten stikstofdepositie. De depositie wordt verder voor een belangrijk deel veroorzaakt door het neerslaan van ammoniak uit de landbouw op de bodem.
De stikstofdepositie was in 1950 al meer dan twee keer zo hoog dan in 1900 door het toegenomen gebruik van kunstmest. Tussen 1950 en 1990 volgde nog bijna een verdrievoudiging. Pas na 1990 zette door allerlei maatregelen een daling in van zo’n 40%; vooral door mestinjectie in de grond, aangepaste stalsystemen en minder eiwitrijk veevoer. De laatste tien jaar is de depositie niet verder afgenomen, maar ongeveer gelijk gebleven. De huidige stikstofdepositie is daarmee ruim vier keer hoger dan rond 1900.
Stikstof is toch een voedingsstof voor planten? Dat klopt, maar slechts weinig plantensoorten kunnen bij veel stikstof goed gedijen. Deze enkele soorten overwoekeren andere plantensoorten in hoog tempo. Een goed voorbeeld hiervan is heide die overwoekerd wordt door grassen.
Bovendien leidt te veel stikstof door omzetting van ammoniak in ammonium tot verzuring van de bodem. Belangrijke voedingsstoffen als kalium, calcium en magnesium spoelen door deze verzuring weg. Het gevolg is dat steeds meer plantensoorten verdwijnen. Nuttige schimmels in de bodem nemen in aantal en diversiteit af, waardoor de vitaliteit van bomen afneemt. Ook de chemische samenstelling van planten verandert, met grote gevolgen voor planteneters.
Dit alles zorgt voor een afname van dieren (onder andere insecten) die afhankelijk zijn van stikstofgevoelige planten en een goede balans tussen stikstof en andere voedingsstoffen. In het water zorgt toename van stikstof bijvoorbeeld voor een overgroei van kroos en algen, wat nadelig is voor andere waterplanten, macrofauna en vissen.
Er moet niet alleen gekeken worden naar de actuele uitstoot en depositie. De langjarige stikstofuitstoot door landbouw, industrie en verkeer heeft zich opgehoopt in de natuur. Met name heide, veengebieden en duinen zijn heel gevoelig voor een overmaat aan stikstof. Een belangrijk feit is dat deze ophoping van stikstof in de natuur niet snel verdwijnt. Na de gewenste vermindering van de stikstofuitstoot zullen de positieve effecten pas na lange tijd merkbaar worden.
In het WNF-rapport uit 2021 wordt de stikstofproblematiek in Nederland duidelijk uitgelegd.
Vermindering uitstoot stikstofdioxiden
De uitstoot van stikstofoxiden (NOx) is met 76% afgenomen tussen 1990 en 2023: van 631 kiloton (kt) naar 151 kiloton. Dit is vooral het gevolg van het stellen van emissie-eisen aan personenauto's en vrachtverkeer via de Euronormen en genomen maatregelen zoals de toepassing van selectieve katalytische reductie (Selective Catalytic Reduction of SCR) in de industrie, bij raffinaderijen en in de energiesector. Ook een betere woningisolatie, een grotere inzet van hoogrendementsketels in woningen en bedrijfsgebouwen en een lagere steenkoolinzet in de energiesector heeft effect op de uitstoot van stikstofoxiden.
Op de website van CLO wordt uitgebreider ingegaan op verontreinigende emissies.
Vermindering uitstoot ammoniak
De uitstoot van ammoniak (NH3) is met 66% afgenomen tussen 1990 en 2023: van 346 kiloton naar 116 kiloton. Tussen 2014 en 2023 is de uitstoot licht afgenomen met 10%. De afname tijdens de periode 1990-2013 is het gevolg van krimp van de veestapel, eiwitarm voer, emissiearme stallen, afdekken van mestopslagen en emissiearm bemesten. Tussen 2014 en 2017 nam de uitstoot tijdelijk toe door groei van de melkveestapel en voedersamenstelling voor het vee. Vanaf 2018 neemt de ammoniakuitstoot weer af met 11% door onder andere afnemende dieraantallen van rundvee, (fok)varkens en pluimvee, en een verdere toename van emissiearme varkensstallen. De grootste winst om stikstof in de toekomst verder omlaag te brengen, moet uiteindelijk vooral worden gezocht in de verdere inkrimping van de veestapel, ook al kunnen andere technische vernieuwingen wel een bijdrage leveren.
Ammoniakemissie door de land- en tuinbouw in periode 1990-2021 staat omschreven op de website van CLO.
Vermindering stikstofdepositie
De vermindering van de stikstofdepositie begint aan de bron: de uitstoot van stikstof moet teruggebracht worden.
Hierbij past nog wel een kanttekening: de stikstofdepositie in Nederland komt deels uit het buitenland (circa 35%), maar anderzijds komt vier tot vijf maal deze hoeveelheid stikstof vanuit Nederland als depositie in het buitenland terecht.
Over de herkomst van stikstofdepositie is meer te lezen op de website van CLO.
Hoe kun je stikstofuitstoot en stikstofdepositie meten?
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) meet verschillende stikstofcomponenten (ammoniak en stikstofoxiden) in Nederland. Deze metingen worden gecombineerd met rekenmodellen om de stikstofuitstoot ruimtelijk in beeld te brengen.
Stikstofuitstoot
De uitstootgegevens voor grootschalige luchtverontreiniging zijn gepresenteerd volgens de sectorindeling conform de Nationale Emissieplafonds (NEC)-richtlijn.
Voor de stationaire bronnen komt een deel van de uitstootgegevens uit de individuele milieujaarverslagen van bedrijven. Het overige deel wordt (bij)geschat op basis van statistische gegevens uit onder andere de energie- en productiestatistieken van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De berekeningswijze van de emissies onder deze NEC-richtlijn is recentelijk veranderd. Voor een uitgebreide beschrijving van de berekeningsmethoden verwijzen we naar de methodebeschrijvingen op de website van de Emissieregistratie. Op de website van het CLO is ook te vinden welke veranderingen de wijzigingen betreft.
Stikstofdepositie
Meetinstrumenten bepalen hoeveel van een bepaalde stof in de lucht, het water of de bodem aanwezig is. Het RIVM heeft over heel Nederland verspreid meetnetten ingericht. In het Meetnet Ammoniak Natuurgebieden (MAN) wordt gebruik gemaakt van speciale buisjes die ammoniak filteren. In het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) wordt op bijna 100 meetstations verspreid over Nederland de luchtkwaliteit gemeten. De droge depositie van ammoniak (NH3) meet het RIVM met een COnditional Time Averaged Gradient (COTAG)-mast in vijf Natura 2000-gebieden.
Burgers kunnen met eenvoudigere apparatuur ook zelf metingen uitvoeren. De belangrijkste stoffen die je zelf kunt meten zijn fijnstof, stikstofdioxide (NO2) en ammoniak (NH3). Deze metingen worden op dit moment nog niet gebruikt binnen de reguliere monitoring van het RIVM.
Over de verschillende meetinstrumenten en meetnemen van RIVM lees je hier meer.
Dit laten we zien in de volgende indicatoren
Indicator 10a: Vermindering stikstofuitstoot
Indicator 10b: Brengt de trend van de stikstofdepositie in beeld, zowel in de tijd als in de ruimte
Indicator 10c: Geeft het aandeel weer van de stikstofgevoelige natuur in Natura 2000-gebieden onder de kritische depositiewaarde
Indicator 10a: Vermindering stikstofuitstoot
De indicator brengt in beeld hoeveel stikstof wordt uitgestoten in de vorm van stikstofoxiden en ammoniak. De totale hoeveelheden per jaar staan weergegeven.
De doelstelling voor 2030
Stikstofuitstoot is met 50% afgenomen in 2030 ten opzichte van de situatie in 2019.
De uitstoot van de verzurende stoffen ammoniak (NH3) en stikstofoxiden (NOx) is sterk afgenomen in de periode 1990-2000; ammoniak van 344 naar 173 kiloton en stikstofoxiden van 628 naar 454 kiloton.
Tussen 2005 en 2023 daalde de stikstofoxidenuitstoot in hetzelfde tempo als de voorgaande periode (van 396 naar 151 kiloton). De uitstoot aan ammoniak daalde in die periode veel minder sterk. In de periode 2019-2023 is de stikstofoxidenuitstoot met 25,7% gedaald, wat geheel op koers ligt met het doel van 50% reductie in 2030 (met streefwaarde 101 kiloton). In dezelfde periode 2019-2023 is de ammoniakuitstoot enigszins gedaald (7,2%). Er ligt dus nog een flinke opgave om de doelstelling tot 2030 te realiseren.
Het stoplicht staat op oranje. Met 50% afname ten opzichte van 2019 ligt de afname van stikstofoxidenuitstoot goed op koers. De ammoniakuitstoot neemt daarentegen te weinig af, zodat het doel van 50% afname in uitstoot in 2030 buiten het bereik ligt. Dat de afname tussen 2022 en 2023 met 4 kiloton lijkt te versnellen is hoopvol, maar jaarlijks is een afname van 8 kiloton nodig om de streefwaarde in 2030 (62 kiloton) te bereiken.
Indicator 10b: Vermindering stikstofdepositie in tijd en ruimte
Deze indicator brengt de stikstofdepositie zowel in de tijd als in de ruimtelijke verspreiding binnen Nederland in beeld. De indicator geeft aan of de hoeveelheid stikstof daadwerkelijk afneemt in de tijd en hoe deze verdeeld is over Nederland.
De doelstelling voor 2030
Aan stikstofdepositie is geen algemene landelijke doelstelling gekoppeld. Het zal de resultante zijn van de doelen voor reductie in stikstofuitstoot met 50% in 2030 ten opzichte van de situatie in 2019 (indicator 10a) en het onder de kritische depositiewaarde brengen in Natura 2000-gebieden (indicator 10c). De stoplichtkleur van indicator 10b is bepaald op basis van indicator 10c.
De depositie van stikstof bedroeg in 2023 gemiddeld over Nederland 1390 mol stikstof per hectare (mol N/ha). Sinds 1990 is de stikstofdepositie met circa 49% afgenomen. Vanaf 2010 is deze daling gestagneerd omdat met name de ammoniakdepositie licht is toegenomen. Dit is vooral toe te schrijven aan de hogere ammoniakuitstoot tussen 2013 en 2017 door uitbreiding van de melkveestapel als gevolg van de afschaffing van het melkquotum. Sinds 2020 is de ammoniakdepositie licht afgenomen en heeft het in 2023 weer hetzelfde niveau bereikt als in 2010.
De daling in de depositie van stikstofoxiden is wel verder doorgezet. De totale stikstofdepositie is daardoor vanaf 2010 licht afgenomen.
Het pakket bronmaatregelen, zoals gepresenteerd op 24 april 2020 als onderdeel van de structurele aanpak van de stikstofproblematiek, is gericht op het behalen van de wettelijke omgevingswaarden voor 2030. Deze omgevingswaarden zijn in de huidige Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) vastgelegd. Daarvoor is in 2030 een binnenlandse reductie van stikstofdepositie nodig van gemiddeld 255 mol N/ha/jaar op de stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden ten opzichte van 2018. Sinds 1 januari 2024 geldt de Omgevingswet en zijn de vigerende stikstofregels daarin vastgelegd.
Anno 2023 worden regionaal grote verschillen gevonden in stikstofdepositie. In met name de Gelderse Vallei en de Peel komen deposities voor van meer dan 3500 mol N/ha per jaar. Dat komt door de hoge lokale ammoniakuitstoot van de intensieve veehouderij. Ammoniak komt op lage hoogtes vrij en deponeert relatief snel. Deze combinatie zorgt ervoor dat er meer ammoniak dicht bij de bron neerkomt dan bijvoorbeeld stikstofoxiden. Dit betekent overigens niet dat ammoniak voornamelijk lokaal deponeert. In tegendeel, het merendeel van de ammoniak deponeert over een groter oppervlak tientallen tot enkele honderden kilometers van de bron. Daarbij is vooral de structuurrijkheid, zoals de hoeveelheid bomen en struiken, van het terrein belangrijk. Een hogere structuurrijkheid (bijvoorbeeld een bos of een stad) vangt door het grotere oppervlak meer stikstof af dan een glad terrein.
Boven: Geografische verdeling van de stikstofdepositie in stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden in Nederland voor 2022 (berekend met gemiddelde weersomstandigheden).
De bijdrage aan de gemiddelde berekende stikstofdepositie in Nederland van alle Nederlandse bronnen samen is 67%. Daarnaast komt 33% van de stikstofdepositie uit emissiebronnen in het buitenland (import). De stikstofdepositie in Nederland is met 51% voor het grootste deel afkomstig van de Nederlandse landbouw. Andere binnenlandse bijdragen zijn wegverkeer (5%) en huishoudens/diensten/bouw (5%). Als alleen de binnenlandse bronnen in beschouwing worden genomen dan is de bijdrage van de landbouw 74%. Zie voor meer informatie hierover de CLO-indicator Herkomst stikstof.
Meer informatie over de herkomst van de stikstofdepositie is te lezen op de website van het CLO.
Indicator 10c: Stikstofdepositie van stikstofgevoelige natuur in Natura 2000-gebieden onder de kritische depositiewaarde
Bepaalde habitattypen in Natura 2000-gebieden zijn het meest gevoelig voor stikstofdepositie. Het uitgangspunt is om de depositie dusdanig te verlagen dat die habitats kunnen herstellen of in gunstige staat van instandhouding blijven.
De doelstelling voor 2030
Voor 74% van het areaal stikstofgevoelige habitattypes en leefgebieden van de Natura 2000-gebieden is de stikstofdepositie onder de kritische depositiewaarde (KDW) in 2035. Voor 2030 dient dat onder de 50% te zijn.
Ontwikkelingen van de stikstofdepositie hebben effect op het oppervlak stikstofgevoelige natuur en ook op de mate van overschrijding van de KDW. Over de periode 2005-2023 is het percentage stikstofgevoelige natuur dat zich onder de KDW bevindt toegenomen van 20% naar 30%. Deze toename heeft voornamelijk plaatsgevonden tot 2010 en is daarna gestagneerd. Dit komt overeen met de stagnerende daling in depositie.
Dit percentage fluctueert van jaar tot jaar doordat de omstandigheden fluctueren. Denk aan wisselende weersomstandigheden en fluctuaties in emissies. Uit een recent rapport is verder gebleken dat de KDW voor veel habitattypen strenger moeten worden bijgesteld, omdat de ecologische impact groter is dan eerder verwacht.
Boven: Geografisch beeld van de overschrijding van de kritische depositiewaarde (KDW) in Natura 2000-gebieden in Nederland voor 2022 (berekend met gemiddelde weersomstandigheden).
Het wettelijke doel voor 2030 is dat de stikstofdepositie op de helft (50%) van het oppervlak stikstofgevoelige habitattypes en leefgebieden van de Natura 2000-gebieden onder de KDW blijft. De prognose is een toename tot 29% in 2025 en tot 31% in 2030.
De prognose voor 2030 is becijferd op peildatum 1 mei 2023. Recentere maatregelen hebben ertoe geleid dat het areaal aan stikstofgevoelige natuur onder de KDW in 2030 berekend wordt op 31%, in plaats van op 30% (de prognose in 2022). De gemiddelde mate van overschrijding van de KDW komt hiermee op ongeveer 340 mol/ha/jaar in plaats van 385. Hierbij zijn onder andere de uitkoopregelingen Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) en Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus) meegenomen, en het vervallen van de uitzonderingspositie (derogatie) voor de aanwending van dierlijke mest in Nederland.
De bandbreedte van de prognoses ligt in zijn geheel onder het doel voor 2030. We stellen daarom dat het doel voor 2030 buiten bereik ligt.
Het wettelijke doel voor 2035 is dat de stikstofdepositie op 74% van het oppervlak stikstofgevoelige habitattypes en leefgebieden van de Natura 2000-gebieden onder de KDW blijft. De prognose voor 2035 is 32%. Dit geldt zowel voor de prognoses op basis van het vastgestelde als voor het vastgestelde en voorgenomen beleid dat op 1 mei 2022 concreet was uitgewerkt. De prognoses voor 2035 zijn op basis van indicatieve cijfers. De prognose ligt ver onder het doel voor 2035. We stellen daarom dat dit doel buiten bereik ligt.
Het RIVM onderzoekt elk jaar hoe de neerslag van stikstof zich ontwikkelt, of de stikstofdoelen haalbaar zijn en of ze zijn gehaald. Lees hier het rapport van 2024.
Op 28 februari 2024 is het eerste syntheserapport Monitoring en Evaluatie van het programma Stikstofreductie en Natuurverbetering verschenen. In dit rapport wordt geconstateerd dat de stikstof- en natuurmaatregelen die het kabinet-Rutte IV sinds 2021 heeft ingezet, positief bijdragen aan de toekomstige kwaliteit van de natuur. Verder daalt naar verwachting de gemiddelde overschrijding van de kritische depositiewaarden met een derde tot 2030, maar liggen de wettelijke stikstofdoelen ver buiten bereik.
Het stoplicht staat op oranje (lichte verbetering). Maatregelen dienen dus (flink) bijgesteld te worden in een nieuw stikstofbeleid binnen het kabinet Schoof om de voorgenomen doelen in 2025 (40% onder KDW), 2030 (50% onder KDW) en 2035 (74% onder KDW) wél te kunnen halen. Het regeerakkoord (mei 2024) wijst eerder op het verruimen dan op het inperken van regels voor bijvoorbeeld het uitrijden van mest (Hoofdlijnenakkoord 2024-2028 van PVV, VVD, NSC en BBB). De problemen stapelen zich echter op en daarom is recent een ministeriële commissie Economie en Natuurherstel in het leven geroepen om Nederland zo snel mogelijk van het stikstofslot af te krijgen, aldus het kabinet Schoof.
Hoe het nieuwe kabinet dit binnen de vastgestelde doelen in de EU-biodiversiteitsstrategie wil bereiken, zal deze commissie moeten aangeven. Daarbij zal rekening gehouden moeten worden dat de Europese Commissie Nederland geen uitstel meer verleend voor de derogatie mestwetgeving in Nederland.
Maatregelen
Wat kunnen overheden, natuurorganisaties en bedrijven doen om het de uitstoot en depositie van stikstof te verminderen?
Overheden
Overheden kunnen beleid formuleren om de uitstoot van stikstof te verminderen. Dit geldt voor alle sectoren, dus industrie, energie en raffinaderijen, verkeer, consumenten, bouw en landbouw. Met onder meer de aanpak piekbelasters in de omgeving van beschermde natuurgebieden volgt het kabinet het advies van de heer Remkes op. Deze aanpak op korte termijn is ook noodzakelijk om de agrariërs die hun bedrijf willen voortzetten op de lange termijn ontwikkelruimte te bieden.
Maar het kabinet wil ook een langjarige duurzame toekomst voor de agrarische sector borgen: een toekomstbestendige positie van de landbouw als strategisch belangrijke economische sector, koploper op innovatie, producent van duurzaam voedsel en een vitaal platteland.
Tegelijkertijd speelt de landbouw een belangrijke rol in het realiseren van de doelen op gebied van natuur, water, bodem en klimaat. Zie: 'Stap voor stap naar oplossingen voor natuur, water en klimaat'. De ministeriële commissie Economie en natuurherstel die eind 2025 is ingesteld, heeft zich de volgende taak gesteld:
1. te verkennen wat er mogelijk is of kan worden in de vergunningverlening;
2. een programma van maatregelen op te stellen gericht op een gegarandeerde vermindering van de stikstofuitstoot en natuurherstel;
3. in kaart te brengen wat de impact is van de ‘terugwerkende kracht’ uit de uitspraak van Raad van State en daar een oplossing voor bieden;
4. inzet te plegen richting Brussel en EU-wetgeving.
Tegelijkertijd wachten provincies af of zetten in op een provinciale aanpak landelijk gebied. Een voorbeeld daarvan is het Vitaal programma landelijke gebied Gelderland. Op 25 april 2025 heeft Minister Wiersma het stikstofplan of eerste aanzet daartoe gepresenteerd middels een brief aan de Tweede Kamer. Een van de maatregelen is het specifiek voor industrie, landbouw en mobiliteit (inclusief bouw) sturen op een reductie van respectievelijk 50%, 42-46% en 50% in 2035 ten opzichte van 2019, rekening houdend met bestaande beleidsmaatregelen en haalbaarheid. De landsadvocaat heeft zeer kritisch gereageerd op dit plan en als ontoereikend bestempeld. Ook Natuur-en Milieuorganisaties (waaronder Greenpeace en Mobilisation for the Environment) hebben de stikstofplannen zwaar bekritiseerd en dreigen opnieuw naar de rechter te stappen.
Natuurorganisaties
Natuurorganisaties kunnen geen wezenlijke bijdrage leveren aan vermindering van de stikstofuitstoot maar kunnen middels uitvoeringsmaatregelen in natuurterreinen wel de effecten van stikstofdepositie verzachten.
Zo wordt bijvoorbeeld geprobeerd om vergrassing van heide tegen te gaan door te plaggen, te maaien of de heide te laten begrazen. De effectiviteit hiervan loopt echter tegen z’n grenzen aan en heeft via het intensieve beheer en de afvoer van mineralen ook ernstige negatieve effecten op soorten en ecosystemen.
Bedrijven
Landbouwbedrijven, met name de piekbelasters, staan voor de keuze om of te stoppen met hun bedrijfsvoering, of zich aan te passen aan de maximaal toelaatbare stikstofuitstoot om een omgevingsvergunning natuur (Omgevingswet) te krijgen of te behouden (voorheen natuurvergunning onder de Wet Natuurbescherming). Landbouwbedrijven in de buurt van Natura 2000-gebieden, vooral grote melkveebedrijven, moeten op korte termijn hun stikstofuitstoot grotendeels of helemaal terugbrengen onder de kritische depositiewaarde. Boeren in de buurt van beschermde gebieden (in totaal 3000 bedrijven) hebben een eenmalig aanbod gekregen om vrijwillig te stoppen of hun bedrijfsvoering te veranderen. Het kabinet Schoof trekt weliswaar ook geld uit voor vrijwillige uitkoop van boeren, echter een veel lager budget.
Vanuit de landbouwsector komen ook uit eigen beweging initiatieven om een transitie ingang te zetten en doelen te bereiken. Zie bijvoorbeeld het Groenboerenplan, waarin middels tien aanbevelingen de stikstof flink omlaag gebracht kan worden in de landbouw en tegelijkertijd andere drukfactoren verminderd.
Ook voor piekbelasters in de industriële sector geldt dat het versneld terugdringen van stikstofdepositie en verduurzaming noodzakelijk is.
Naar aanleiding van kamervragen (behandeling 5-2-2024) heeft de minister volgende geantwoord: ‘In het rapport Bepalen drempelwaarde piekbelastersaanpak heeft het RIVM een overzicht opgenomen van bedrijven uit de industrie en energiesector die in 2019 en 2020 tot de piekbelasters behoorden. Daarbij is piekbelaster gedefinieerd als een bedrijf dat behoort tot de 3000 bedrijven die de meeste depositie veroorzaken op stikstofgevoelig en overbelast Natura 2000-areal dat binnen een straal van 25 kilometer van het bedrijf ligt. In die twee jaren behoorden 19 industriebedrijven, 4 afvalcentrales (AVI’s) en 5 energiebedrijven tot de piekbelasters. De aanpak piekbelasters industrie richt zicht op de 19 industriebedrijven. De AVI’s vallen onder een sectorale aanpak van het Ministerie van IenW die naar de emissies in bredere zin kijkt. De energiecentrales vallen onder het klimaat- en energiebeleid van de Minister Klimaat en Groene Groei.’
Om het gehele landelijke gebied en Natuur Netwerk Nederland te ontlasten van teveel stikstof zou een bredere extensivering in de landbouw (met name vermindering veestapel) nodig zijn om de basiskwaliteit natuur (zie Doel 1) overal te bereiken.
Burgers
Je kunt als burger ook eigen maatregelen nemen om het stikstofprobleem aan te pakken. Ten eerste bepaalt ons stemgedrag bij verkiezingen voor een belangrijk deel hoe voortvarend dit probleem in de politiek wordt aangepakt. Ten tweede kun je door aangepaste levenswijze de stikstoflast beperkt houden, denk aan je persoonlijke voetafdruk (indicator 14a) en het voedingspatroon (indicator 14b). Online bestellen vergroot bijvoorbeeld ook de stikstofuitstoot door het heen en weer rijden van bestelbusjes. Kortom, consumeer verstandig. Je kunt etenswaar (bij voorkeur vegetarische/veganistische) kopen in een boerderijwinkel van een agrariër die duurzaam produceert of deels zelf de mouwen opstropen door aan te sluiten bij een burgerinitiatief als Herenboeren of overeenkomstige initiatieven.