Skip naar content

Doel 2

Ecosysteemherstel

Gezonde ecosystemen zijn essentieel voor het leven op aarde. In 2030 zijn onze ecosystemen van goede kwaliteit en worden waar nodig actief hersteld.

© Jelger Herder
Jelger Herder

Ecosystemen zijn essentieel voor al het leven op aarde, maar door klimaatverandering, biodiversiteitsverlies en vervuiling zijn veel ecosystemen in Nederland ernstig verzwakt. 

Schoon drinkwater, bestuiving van gewassen en alle andere diensten die deze ecosystemen aan ons leveren komen daarmee in gevaar.

Over ecosystemen

show-answer

Een ecosysteem bestaat uit alle dier- en plantensoorten in een bepaald gebied in samenhang met hun leefomgeving. Dus de soorten in wisselwerking met bodem, water en lucht. Bekende natuurgebieden in Nederland zijn de Veluwe en de Waddenzee, met ieder een eigen ecosysteem. Specifieker kunnen ook onderdelen daarvan, zoals een beukenbos en een zandplaat, als aparte ecosystemen worden onderscheiden. Ook steden of landbouwgebieden zijn ecosystemen.

show-answer

Ecosysteemherstel is het herstel van het functioneren van ecosystemen en de biodiversiteit in een gebied. Gezonde ecosystemen zijn belangrijk voor al het leven op aarde en leveren ecosysteemdiensten aan de mens.

Voorbeelden van ecosystemen zijn productie van hout, zuivering van oppervlaktewater, verkoeling in de stad door groen en kustbescherming door duinen. De afgelopen decennia zijn de ecosystemen van onze planeet flink uit balans gebracht, zeker in het drukbevolkte Nederland. 
 
Verstoringen zoals uitbreiding van infrastructuur en verstedelijking, de uitstoot van broeikasgassen of overbevissing zorgen zowel voor afname van soorten als van de kwaliteit van ecosysteemdiensten. Met ecosysteemherstel kunnen we de natuurlijke balans in ecosystemen weer op peil brengen, met positieve effecten op de natuur, de mens en het klimaat.

show-answer

In Nederland is er vanuit het natuurbeleid en in de praktijk van het natuurbeheer veel aandacht voor het behoud en herstel van ecosystemen. Dit is ook hard nodig vanwege de grote invloed van menselijke activiteiten op de natuur, zoals verdroging, vermesting, verzuring, verzilting, ontbossing, milieuvervuiling en habitatverlies door stedenbouw en infrastructuur. 

Echter, het overgrote deel (89%) van de Europees beschermde habitattypen in Nederland binnen Natura 2000-gebieden is in een matige tot slechte staat van instandhouding.

Er is dus nog veel werk aan de winkel om de gezondheid van de Nederlandse ecosystemen te verbeteren en de trend van verslechtering om te buigen naar duurzaam herstel.

Hoe kun je ecosysteemherstel meten?

Het meten van de ontwikkeling van ecosysteemherstel kan aan de hand van twee factoren: de kwaliteit en de kwantiteit van gebiedsoppervlakte.

De oppervlakte van een gebied speelt een belangrijke rol voor het functioneren van het ecosysteem. Hoe groter het gebied, hoe meer plant- en diersoorten gehuisvest kunnen worden en hoe beter hun leefgebied zich kan ontwikkelen. In Nederland is 20% van het landoppervlak beschermd natuurgebied (in 2022). Van land- en binnenwateren is 26% beschermd natuurgebied en van kust- en mariene wateren 31%. In de Europese Unie wordt gestreefd naar een aandeel van 30% beschermde natuur zowel op het land als op het water (zie Doel 6: Beschermde gebieden).

Niet alleen de grootte van het gebied is bepalend voor de kwaliteit van het ecosysteem. Een goede kwaliteit van het leefmilieu, zoals een gezonde bodem, goede waterkwaliteit, en de juiste inrichting en beheer van het gebied is essentieel. Als deze factoren op orde zijn, kunnen ecosystemen effectief herstellen. Dit herstel is af te meten aan de ontwikkeling van beschermde habitattypen enerzijds en aan de populatietrends van kenmerkende soorten anderzijds.

De kwaliteit van ecosysteemtypen wordt behandeld aan de hand van twee begrippen: habitattypen en natuurtypen. Het verschil tussen de twee typeringen is de mate van specificiteit. Habitattypen zijn de Europees beschreven en beschermde ecosystemen. Voorbeelden zijn natte heide en zwakgebufferde vennen. Natuurtypen zijn minder specifiek omschreven begroeiingen en landschappen, zoals bos, heide en moeras

Dit laten we zien in de volgende indicatoren

Indicator 2a: Staat van Instandhouding (SvI) van habitattypen
Indicator 2b: Fauna van belangrijke natuurtypen

Indicator 2a: Staat van Instandhouding (SvI) van habitattypen

Het doel vanuit het Biodiversiteitsverdrag (Convention on Biological Diversity, CBD) is om 30% van de habitattypen met een matige tot zeer ongunstige Staat van Instandhouding (SvI) voor 2030 te herstellen en daarbij de overige habitats met een gunstige SvI niet te laten verslechteren. Uiteindelijk moeten alle habitattypen hersteld zijn in 2050. Nederland telt 52 habitattypen. 

De 52 soorten habitattypen die Nederland rijk is staan genoemd in Bijlage 1 van het Habitatrichtlijnrapport 2019.

De SvI bij habitattypen wordt vastgesteld aan de hand van de verspreiding, oppervlakte, structuur en functie, en toekomstperspectief middels een stoplichtenmodel van gunstig (groen) naar ongunstig (rood). Als één van de vier criteria op rood staat dan is de eindbeoordeling ook rood.

Doelstelling voor 2030

In 2030 moet de algehele kwaliteit van habitattypen in Nederland 30% zijn verbeterd ten opzichte van 2020. Omdat slechts eens in de zes jaar een gehele beoordeling wordt uitgevoerd is het doel voor 2030 geformuleerd als een 30% verbetering ten opzichte van de periode 2013-2018. 

Uit de grafiek kunnen we opmaken dat het slecht gesteld is met de kwaliteit van de verschillende habitattypen. Er zijn maar 6 habitattypen van de 52 (12%) die in een gunstige staat van instandhouding (SvI) verkeren. 
In Nederland is in 24% van de habitattypen met een ongunstige SvI een verbetering te zien. Echter, net als in de meeste andere Europese lidstaten, verslechteren er in Nederland meer habitattypen met een ongunstige SvI dan dat er verbeteringen te zien zijn. In Nederland is van circa 28% van de habitattypen de status verslechterd tegen een gemiddelde van 34% over alle Europese lidstaten samen.

Om het doel van 2030 te bereiken zullen minimaal vijf habitattypen van matig ongunstig (oranje) naar gunstig (groen) moeten verbeteren en acht habitattypen van zeer ongunstig (rood) naar matig ongunstig (oranje). Bovendien mag in geen enkel habitattype verslechtering optreden. 

Er is veel werk te verrichten en veel tijd nodig om de ongunstige staat van habitattypen te verbeteren. De verwachting is dat bij voortgang van de huidige negatieve trend het doel in 2030 niet zal worden gehaald. Het stoplicht staat dus op rood.

Indien het provinciale natuurbeleid, het Kaderrichtlijn Water-beleid en de stikstofbronmaatregelen volledig worden gerealiseerd, dan wijzen modelberekeningen van doelbereik Vogel- en Habitatrichtlijn in 2027 uit dat flinke stappen voorwaarts wel degelijk haalbaar zijn.

Indicator 2b: Fauna van belangrijke natuurtypen

De methode voor het bepalen van fauna van belangrijke natuurtypen volgt die van de Living Planet Index, een indicator van de biodiversiteit gemeten over de hele wereld.

Lees meer over de status van wereldwijde biodiversiteit in het Living Planet Report van het WWF.

Voor elk natuurtype zijn kenmerkende diersoorten geselecteerd. Gegevens over populatieontwikkeling (meestal op basis van aantallen, maar voor sommige soorten op basis van verspreiding) zijn ontleend aan de landelijke meetnetten in het Netwerk Ecologische Monitoring.

De ontwikkeling in de tijd wordt voor elke soort geïndexeerd ten opzichte van een waarde 100 voor het startjaar 1990, zodat verschillen in de tijd zichtbaar geduid kunnen worden als een percentage ten opzichte van het beginjaar. Om de indicator voor een natuurtype te berekenen worden de jaarlijkse indexcijfers meetkundig gemiddeld over alle kenmerkende soorten voor dat type.

De doelstelling voor 2030

De kwaliteit van de individuele ecosystemen mag niet verslechteren ten opzichte van 2008, het startjaar van de recente trendperiode van twaalf jaar tot 2020.

Populaties van kenmerkende dieren voor zoetwater en moeras laten sinds 1990 een toename zien: 75 soorten zijn vooruitgegaan en 42 soorten achteruit. Het betreft 136 soorten vissen, broedvogels, amfibieën, libellen, zoogdieren en vlinders. De laatste twaalf jaar is de trend gestabiliseerd. In vergelijking met de trend op het land is de trend in het zoete water de afgelopen decennia positiever.

Kenmerkende dieren van bossen nemen sinds het begin van de 21e eeuw gemiddeld toe. Dat komt vooral door de toename bij broedvogels en zoogdieren. Bosvlinders laten een meer gemengd beeld zien. Van de soorten die opgenomen zijn in deze indicator zijn er sinds 1990 20 vooruitgegaan en 11 achteruit; 6 soorten bleven stabiel.

Zoogdieren, broedvogels, reptielen en vlinders van open natuurgebieden (heide, duin en extensief grasland) zijn sinds 1990 met 65% achteruitgegaan. De laatste twaalf jaar is er nog steeds een dalende trend. Over de hele meetperiode zijn 29 soorten achteruitgegaan, 12 vooruit en 7 soorten hielden een stabiele trend.

De index voor zoetwater en moeras is lichtelijk verslechterd van 146 (2008) naar 143 (2020); voor bos is een verbetering te zien van 80 (2008) naar 89 (2020); voor heide, duin en extensief grasland is een verdergaande verslechtering te zien van 42 (2008) naar 35 (2020). Het stoplicht staat daarom (overall) op oranje, een extra inspanning is vooral nodig voor heide, duin en extensief grasland.

Maatregelen

Wat kunnen overheden, natuurorganisaties en bedrijven doen om ecosysteemherstel te bevorderen?

Overheden

Overheden

Zowel de provincies als het Rijk werken aan de opgaven voor ecosysteemherstel, waarbij herstel van de Europees beschermde Natura 2000-gebieden een hoge prioriteit heeft. Het milieu- en waterbeleid (Europese Kaderrichtlijn Water en Nitraatrichtlijn) dragen bij aan het natuurherstel via het verbeteren van condities, zowel binnen als buiten de beschermde natuurgebieden. In het natuurbeleid ligt de focus op de ontwikkeling van het Natuurnetwerk Nederland, dat bestaat uit bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk verbindt natuurgebieden beter met elkaar en met het omringende agrarische gebied. Steeds duidelijker wordt dat er voor ecosysteemherstel ook maatregelen in de aangrenzende gebieden buiten de beschermde natuur nodig zijn. De provincies zijn verantwoordelijk voor het Natuurnetwerk op land, het Rijk voor de grotere wateren (grote rivieren, Deltawateren, IJsselmeergebied en Waddenzee). 

Natuurorganisaties

Natuurorganisaties

Voor de uitvoering van herstel van ecosystemen staan vooral de terreinbeherende natuurorganisaties aan de lat. Dit doen zij met middelen van de overheid en via fondsen en donaties. Voor een effectief herstel is ook veel kennis nodig. In het Kennisnetwerk OBN werken beheerders, beleidsmakers en onderzoekers samen om de vragen uit de praktijk op te lossen. Behalve kennis over soorten is ook de landschapsecologische systeemkennis belangrijk om inzicht te krijgen in welke maatregelen waar nodig zijn en wat het meest urgent is. Een goede monitoring is essentieel om te leren over wat het beste werkt.   

Lees meer over monitoring op de website van BIJ12 en NEM.

Bedrijven

Bedrijven

Niet alles draait om de uitvoering van natuurbeleid. Ook vanuit bedrijven is een natuurinclusieve werkwijze bij allerlei initiatieven - vanuit waterveiligheid, recreatie, woningbouw, klimaatbestendigheid, landbouw, industrie en transport - belangrijk voor natuurherstel, juist ook buiten de beschermde natuurgebieden. Het meest kansrijk zijn gebieden waar verbetering van ecologische condities en een natuurinclusieve manier van werken integraal worden aangepakt in gebiedsprocessen met alle betrokken partijen.