Skip naar content

Doel 4

Achteruitgang bestuivers ombuigen

Herstel van bestuivers bevorderen door natuurbescherming en natuurinclusief landgebruik.

© Marit Moerman
Marit Moerman

De aanwezigheid van bestuivende insecten – met name bijen, zweefvliegen en vlinders – is een belangrijke indicator voor de gezondheid van de natuur, maar ook van landbouwecosystemen. Bestuivers zijn van vitaal belang voor de landbouwproductie en de voedselzekerheid. De huidige verontrustende achteruitgang van bestuivers in Nederland moet daarom worden afgewend. De implementatie van het Europese initiatief inzake bestuivers moet daaraan bijdragen.

Over bestuivers en natuur op landbouwgrond

show-answer

Europa herbergt een verbazingwekkende verscheidenheid aan insecten die gewassen en wilde planten bestuiven. Vaak zijn bestuivende insecten gespecialiseerd in bepaalde plantensoorten. Bestuiving zorgt voor een goede zaad- en vruchtzetting en is dus essentieel voor een gezonde natuur en ook voor ons welzijn.

Meer dan 75% van alle gewassen en wilde plantensoorten is afhankelijk van bestuiving door dieren. In Europa zijn de aantallen en diversiteit van wilde bestuivers zoals bijen, zweefvliegen en dag- en nachtvlinders de afgelopen decennia dramatisch afgenomen. Zo gaat één op drie soorten bijen, vlinders en zweefvliegen achteruit in aantal en/of verspreiding. Veel soorten staan ​​zelfs op het punt van uitsterven: één op tien bijen- en vlindersoorten wordt met uitsterven bedreigd.

show-answer

Agrariërs spelen een cruciale rol bij het behoud van de biodiversiteit. Zij zijn vaak de eersten die de gevolgen van het verlies aan biodiversiteit opmerken en hebben ook vaak als eerste voordeel bij het herstel ervan. Biodiversiteit stelt agrariërs in staat om de mens veilig, duurzaam, voedzaam en betaalbaar van voedsel te voorzien en geeft hen het inkomen dat zij nodig hebben voor hun eigen welvaart en om zichzelf en hun bedrijf te kunnen ontwikkelen.

Tegelijkertijd behoren bepaalde landbouwpraktijken tot de belangrijkste oorzaken van biodiversiteitsverlies. Daarom is het belangrijk dat agrariërs worden ondersteund en gestimuleerd om de transitie naar volledig duurzame praktijken te maken. Als de huidige toestand en de diversiteit van agro-ecosystemen verbetert, zal de veerkracht van de landbouwsector ten aanzien van klimaatverandering, milieurisico’s en sociaaleconomische verandering ook toenemen. Tegelijkertijd wordt ruimte voor nieuwe banen gecreëerd, bijvoorbeeld in de biologische landbouw, het plattelandstoerisme of de recreatie.

Om op lange termijn de duurzaamheid van zowel de natuur als de landbouw te ondersteunen, wordt beoogd om de Europese biodiversiteitsstrategie hand in hand te laten gaan met de Van Boer-tot-Bord strategie en het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid (GLB). Dit zal onder meer ecoregelingen en resultaatgerichte betalingsregelingen bevorderen. Deze regelingen moeten leiden tot duurzame praktijken zoals precisielandbouw, biologische landbouw, agrobosbouw, extensief gebruikt blijvend grasland en tot strengere normen voor dierenwelzijn.

show-answer

Zoals beschreven staat in de Van Boer-tot-Bord strategie zal de Europese Commissie maatregelen nemen om het totale gebruik van chemische pesticiden — en de daarmee samenhangende risico’s voor gezondheid en productie van landbouwsystemen — tegen 2030 met 50% te verminderen. De volledige uitvoering van het EU-initiatief inzake bestuivers zal dit ondersteunen. 

Dit initiatief heeft tot doel:

  1. De kennis over de achteruitgang van bestuivers en de oorzaken en gevolgen ervan te verbeteren.
  2. De instandhouding van bestuivers te verbeteren en de oorzaken van de achteruitgang van bestuivers aan te pakken. 
  3. De samenleving te mobiliseren en strategische planning en samenwerking op alle niveaus te bevorderen. 

Recente vorderingen zijn onder meer de publicatie van een Europese Rode Lijst Zweefvliegen, ter aanvulling van de bestaande Rode Lijsten voor bijen en vlinders. Een Rode Lijst voor nachtvlinders is in voorbereiding. De Europese Commissie heeft ook een Rode Lijst van deskundigheid over insecten gepubliceerd, waarin de nadruk wordt gelegd op de bestaande dekking en hiaten in de expertise op het gebied van insectensoorten in de gehele Europese Unie. 

Daarnaast is vooruitgang geboekt bij het uitbreiden van de monitoring van vlinders naar een groter aantal EU-lidstaten. Ook wordt een toekomstig EU-breed monitoringsysteem voor bestuivers ontwikkeld en getest, dat gebaseerd is op een gestandaardiseerde en wetenschappelijk solide methodologie. Drijfveren achter de achteruitgang van bestuivers worden bestudeerd.

Dit gebeurt onder andere met het Insignia-project, dat de aanwezigheid van pesticiden in monsters verzameld door honingbijen monitort en het EMBAL-project, dat de ecologische kwaliteit van leefgebieden in landbouwgebied bewaakt. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vorderingen gemaakt met de herziening van het richtsnoer voor de risicobeoordeling voor bijen.

Hoe kun je trends van bestuivers meten?

De trends van bestuivers worden bepaald aan de hand van de aantalsontwikkeling van dagvlinders van graslanden.

Gegevens over de aantalsontwikkeling van bestuivende insecten zijn vooralsnog alleen voldoende beschikbaar vanuit het landelijke meetnet dagvlinders. Dagvlinders worden geteld in vaste transecten die wekelijks onder goede weersomstandigheden worden bezocht. De selectie van soorten van de indicator volgt die van de Europese graslandindicator. De populatietrends van de verschillende soorten worden gemiddeld om een totaalbeeld te presenteren dat laat zien of de achteruitgang in herstel wordt omgebogen.

Dit laten we zien in de volgende indicator

Indicator 4: Dagvlinders van graslanden


NB Indicatoren voor andere bestuivers zijn nog in ontwikkeling.

Indicator 4: Dagvlinders van graslanden

Graslanden vormen het leefgebied van een groot aantal soorten dagvlinders. Deze vlinders komen voornamelijk voor in niet of weinig bemeste graslanden. Aan het begin van de twintigste eeuw waren vrijwel alle graslanden in Nederland weinig bemest en voor graslandvlinders geschikt leefgebied. Door de intensivering van de landbouw in de afgelopen eeuw zijn zulke graslanden inmiddels zeldzaam geworden en komen ze vrijwel uitsluitend nog in natuurgebieden voor (de zogenaamde half-natuurlijke graslanden). 

De 10 soorten graslandvlinders van de indicator zijn soorten die na 1992 nog in Nederland in voldoende mate voorkwamen om een populatietrend te kunnen berekenen. De aantalsgegevens voor de populatietrends zijn ontleend aan het landelijke meetnet dagvlinders van het Netwerk Ecologische Monitoring. Daarmee zijn per soort jaarlijkse indexcijfers over populatie-aantallen bepaald.  Hierbij zijn alleen de meetpunten meegenomen die in graslanden liggen (in agrarische of half-natuurlijke graslanden).

Om de indicator te berekenen zijn de indexcijfers van populatie-aantallen meetkundig gemiddeld over alle soorten. Meetkundig middelen betekent dat een halvering van de populatiegrootte van een soort wordt gecompenseerd door de verdubbeling van die van een andere soort.

De doelstelling voor 2030

De doelstelling voor 2030 is dat de achteruitgang van de populaties graslandvlinders is omgebogen naar herstel.

In de afgelopen eeuw zijn graslandvlinders gemiddeld met minstens 80% in verspreiding achteruitgegaan. De populatietrend van graslandvlinders neemt nog steeds af: in de laatste twaalf jaar is er sprake van een matige afname van de aantallen vlinders, in plaats van herstel. Daarom kleurt het stoplicht voor deze indicator rood.

Maatregelen

Wat kunnen overheden, natuurorganisaties en bedrijven doen om de achteruitgang van bestuivers om te buigen?

Overheden

Overheden

Het Rijk en de provincies geven inhoud aan het herstel van bestuivers door het EU-initiatief inzake bestuivers uit te voeren. Bij de toelating van bestrijdingsmiddelen is een sterke toetsing op de effecten op niet-doelsoorten zoals bestuivers noodzakelijk. Bij agrarisch natuurbeheer kunnen bestuiversvriendelijke praktijken nadrukkelijk worden gestimuleerd. Bij aanbesteding van het beheer van openbaar groen, ook door gemeenten, kan uitsluitend gekozen worden voor aannemers die een certificering voor ecologisch bermbeheer volgens het Kleurkeur-kenmerk hebben.

Natuurorganisaties

Natuurorganisaties

Natuurorganisaties kunnen het leefgebied voor bestuivers verbeteren door bij het terreinbeheer te zorgen voor een rijk bloemenaanbod tijdens het hele groeiseizoen. Dit vraagt met name bij maaien en begrazen om een gefaseerde aanpak in ruimte en tijd.

Bedrijven

Bedrijven

Landbouwbedrijven kunnen bestuivers helpen door bij plaagbestrijding gebruik te maken van geïntegreerde bestrijdingsmethoden in plaats van enkel chemische bestrijding. Een voorbeeld hiervan is biologische bestrijding met natuurlijke vijanden of het versterken van de weerbaarheid door mengteelten. Ook het bevorderen van het bloemenaanbod door de aanleg van bloemrijke akkerranden, bij voorkeur met inheemse kruidenmengsels, en het gebruik van kruidenrijke mengsels in graslanden is effectief.
Bedrijven op het gebied van groenbeheer kunnen zich laten certificeren om volgens de richtlijnen van Kleurkeur te gaan werken.