Naast het uitbreiden en effectief beheren van beschermde natuurgebieden is het belangrijk dat de natuur meer ruimte krijgt buiten deze gebieden, waaronder in het landbouwgebied. Een groter aandeel (minstens 10%) landbouwgrond moet in dienst staan van de biodiversiteit in plaats van het houden van vee of het verbouwen van voedsel. In de Europese Biodiversiteitsstrategie staat dit als doel voor 2030 beschreven.
Over ruimte voor biodiversiteit in de landbouw
Biodiversiteit in de landbouw vergroten betekent onder andere het bieden van ruimte aan natuur in door landbouw gedomineerde landschappen. In de Europese biodiversiteitsstrategie voor 2030 is afgesproken om minstens 10% van het landbouwareaal te bestemmen en in te richten voor behoud en herstel van biodiversiteit.
Voorbeelden zijn de aanleg en het herstel van houtwallen, het plaatsen van heggen en inzaaien van akkerranden met inheemse bloemen- en plantensoorten. Het aanleggen van plasdrasgebieden voor weidevogels is een Nederlands voorbeeld.
Ongeveer de helft van Nederland bestaat uit landbouwgebied (ook wel boerenland) bedoeld voor akkerbouw, tuinbouw en/of veehouderij. Voor een duurzaam herstel van de biodiversiteit is het niet voldoende ons alleen te richten op de (beschermde) natuurgebieden, maar moeten we ons ook richten op de gebieden daarbuiten.
Vooral op het boerenland is de biodiversiteit in een slechte staat, en zorgen stikstofuitstoot en waterverbruik voor een verslechtering van de natuur in de (omringende) beschermde gebieden. Duurzame voedselproductie is uiteindelijk afhankelijk van een rijke biodiversiteit, waaronder bodemleven en insecten.
Door ruilverkaveling, schaalvergroting en intensivering van de landbouw is de biodiversiteit in het landbouwgebied in Nederland sterk achteruitgegaan. Factoren die daarbij een rol spelen zijn het gebruik van pesticiden, overbemesting, verlaging van het grondwaterpeil en het verdwijnen van natuurlijke landschapselementen zoals houtwallen, heggen en ruigtes.
De verarming van biodiversiteit wordt onder andere geïllustreerd door de slechte staat van boerenlandvogels, het bodemleven en insecten. Het goede nieuws is dat er nu, vooral door de stikstofproblematiek, veel urgentie en aandacht is om de landbouw te verduurzamen.
Hoe kun je ‘ruimte voor biodiversiteit in landbouwgebied’ meten?
Het doel gaat over delen van het landbouwgebied die specifiek zijn bestemd en ingericht voor biodiversiteitsherstel. Voor deze zogenaamde ‘groenblauwe dooradering’ is momenteel nog geen indicator beschikbaar. Vandaar dat we voorlopig het areaal landbouwgebied onder het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) hanteren als indicator. Dit zegt iets over het oppervlak landbouwgebied waarin via beheer wordt gestuurd op het vergroten van biodiversiteit, maar het dekt als indicator niet alles en zegt feitelijk nog niks over de effectiviteit van het beheer.
De overheid steunt vanaf 1981 via verschillende subsidieregelingen de uitvoering van agrarisch natuurbeheer. De meest recente zijn het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL) en het ANLb. De oppervlakten onder SNL en ANLb worden gebaseerd op gegevens van de agrarische collectieven. Gebruikte gegevens zijn afkomstig van diverse rapportages van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), Dienst Landelijk Gebied (DLG), BIJ12 en geografisch informatiesysteem (GIS)-bestanden van RVO.
Op de website van het CLO is meer te vinden over agrarisch natuurbeheer als indicator.
Dit laten we zien in de volgende indicator
Indicator 7: Areaal agrarisch natuurbeheer per regeling
Indicator 7: Areaal agrarisch natuurbeheer per regeling
De oppervlakte van het landbouwareaal dat onder de regeling Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) valt.
De doelstelling voor 2030
Minstens 10% van het landbouwareaal is bestemd en ingericht voor behoud en herstel van biodiversiteit.
Op 31 december 2021 bedroeg het areaal cultuurgrond met agrarisch natuurbeheer circa 103.000 hectare. Dat is ongeveer 6% van het totale areaal cultuurgrond. Het landelijke oppervlak met agrarisch natuurbeheer nam toe tot 2006. Het grootste deel hiervan betreft graslandbeheer ter bescherming van weidevogels in de provincies Friesland, Noord- en Zuid-Holland. Van 2009 tot 2017 nam het oppervlak agrarisch natuurbeheer af. Dit kwam omdat de subsidieregeling ANLb zich vooral richtte op kerngebieden; de belangrijkste gebieden waar de te beschermen soorten voorkwamen. Na zes beheerjaren (2016- 2021) is het areaal dat wordt beheerd via de collectieven weer gegroeid. Om in 2030 het gewenste doel van 220.000 hectare agrarisch natuurbeheer te bereiken moet het groeitempo meer dan verdubbelen ten opzichte van de periode 2018-2021.
Het stoplicht staat dus op oranje. De oppervlakte landbouwgrond onder agrarisch natuurbeheer laat vanaf 2017 weer een stijging zien. Deze positieve trend is echter nog onvoldoende om het doel te bereiken. Daarvoor zijn extra inspanningen nodig.
Maatregelen
Wat kunnen overheden, natuurorganisaties en bedrijven doen om agrarisch natuurbeheer te bevorderen?
Overheden
De Rijksoverheid, provincies en gemeenten kunnen verschillende instrumenten aangrijpen om agrarisch natuurbeheer te bevorderen. Denk daarbij aan financiële stimulansen zoals het verstrekken van subsidies en belastingvoordelen aan boeren die deelnemen aan natuurbeheerprogramma's; wet- en regelgeving en andere beleidsmaatregelen die agrarisch natuurbeheer ondersteunt en procedures vereenvoudigt; en het faciliteren van gebiedsgerichte samenwerkingen tussen boeren, terreinbeheerders, waterschappen en andere belanghebbenden.
Overheden kunnen tevens investeren in kennisoverdracht en bewustwording, zoals opleidingen en trainingen voor landbouwersen (publieks)campagnes over agrarisch natuurbeheer.
BIJ12 rapporteert namens de Provincies over natuurgegevens en monitoring. Het is essentieel dat de effecten van natuurbeheersmaatregelen zoals via het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL) hierin worden meegenomen.
Natuurorganisaties
Natuurorganisaties zijn vaak al onderdeel van gebiedsgerichte samenwerkingen. Zij kunnen via dergelijke samenwerkingen agrarisch natuurbeheer op de agenda zetten en hebben een belangrijke taak om in lokaal en regionaal verband kennis en expertise over soortenbeheer te delen. Directe samenwerking met de agrarische collectieven ligt voor de hand, maar vooral ook samenwerking met meer conventionele agrariërs is nodig voor opschaling van agrarisch natuurbeheer. Natuurorganisaties kunnen hiervoor ook de samenwerking aangaan met ketenpartners en overheden, zoals dat bijvoorbeeld gebeurt in het programma Rotterdam de boer op!.
Bedrijven
Voor bedrijven met een directe link naar voedselproductie liggen er kansen in een actieve samenwerking met agrariërs. In de retailsector bestaan al meerdere van dit soort initiatieven. Grote retailers die bezig zijn met het verduurzamen van productieketens kunnen met financiële ondersteuning boerenbedrijven aanzetten om natuurmaatregelen te treffen op hun bedrijf.
Ook financiële instellingen kunnen agrariërs op verschillende manieren tegemoetkomen ter bevordering van concrete natuurmaatregelen. Agrariërs zoeken immers naar een stapeling van verschillende beloningen om natuurmaatregelen op hun bedrijf duurzaam mogelijk te maken.
Retailers en MKB’ers die producten uit de agrarische sector aanbieden kunnen ook de vraag stimuleren via hun communicatie richting de klant. Om producten voor de klant betaalbaar te houden kunnen kortere ketens uitkomst bieden, zoals onder meer gebeurt bij streekproducten.
Bedrijven kunnen in hun eigen inkoop kiezen voor producten die biodiversiteit in het landelijk gebied bevorderen. Een eenduidig label of keurmerk hiervoor bestaat echter nog niet. Zie de Keurmerkenwijzer (Milieu Centraal) voor bestaande duurzaamheidskeurmerken per productcategorie. Dat betekent dus dat bedrijven zelf zouden moeten onderzoeken waar hun leveranciers de producten vandaan halen.